Ik ben dus aan het “backtracking” iets wat ik in het algemeen weinig aangenaam vind en probeer te vermijden tijdens het reizen. Maar na “het einde van de wereld” is er weinig alternatief. Patagonia maakt natuurlijk veel goed, én er wordt gezorgd voor afleiding.
De wegen zijn een keer goed, en af en toe slecht. Een plotse regenbui zet een bergweg onder water, wat er zal voor zorgen dat ik Patagonia 7 maal in plaats van 6 maal horizontaal (van de Atlantic tot in de Andes) doorkruis. Een andere keer is de airco stuk en worden we over geheveld naar een luxe bus met “semi-cama”, een beetje zoals eerste klas zetels in het vliegtuig. Ter vermaak en vertier worden ons video’s van bedenkelijk allure voorgeschoteld, afgewisseld met doosjes nóg bedenkelijker maagvulling. Van de ene bestemming naar de volgende duurt telkens ongeveer een volle dag.
Er wordt gewacht op te late bussen en men komt mensen tegen de hele tijd. Plaatselijke mensen die graag en altijd een babbel slaan. Reizigers van soorten. Het palet even breed dan dat van oker in Patagonia. Uitbaters van hospedaje die vaak goedgebekt zijn en subtiel in de kleine oplichterijen. Mijn spaans wordt langzaamaan beter. Er wordt gekletst, gelachten en af en toe ook een keer gebaald.
Het raampje heeft ook nu heel wat fascinerends te bieden. De nuances oker zijn nog altijd niet uitgeput en het landschap blijft maar varieren. We passeren olievelden met honderden knikpompen. Zelfs een windmolenparkje!
Ik kom terecht in Ciudad Perito Moreno (de zelfde naam als de gletsjer 600 km zuidelijker. Vernoemd naar de Franse 19° eeuwse explorateur) In de vallei van de Rio Pinturas zijn de “cueva de las manos” te bezoeken. Een 9000 tot 13.000 jaar oude cultuur plaatste negatieve handafdrukken rondom de ingang van de grotten waarin ze woonden. Rode, gele, witte, zwarte en een enkele groene. De verfpigmenten werden gewonnen uit de paar gekleurde bergen in de vallei, die fris afsteken tegen de algemeen oker gekleurde buren.
Kinderhandjes onderaan, reumatische oude handen, een verminkte met vier vingers en ééntje met zes! Heel de familie deed mee!
Een paar dagen later bezoek ik Puerto Madryn, de uitvalsbasis voor het Parque national op de penisula Valdés. Hier kan men van mei tot december walvissen spotten die zich komen voortplanten. In déze periode van het jaar zijn er zee-olifanten te zien. De kolonies dieren liggen als een slordig gegooide lijn reuze keien bijna onbeweeglijk net voor de branding. De “elefante marinos” zijn van huid aan het wisselen voor ze weer voor maanden naar zee vertrekken om zich vol en rond te eten tegen de paringstijd. Het mannetje zal dan tot 4 ton wegen. Het is uiteindelijk de zwaarste bullebak die al vechtend de paringsrechten zal veroveren en dan nog volgens het principe “the winner takes all”
Op het land zelf zien we guanaco’s, een in het wild levend dier van de kamelenfamilie met een grappige snoet. Choique, een kleinere soort struisvogel. Mirinoschapen die het land drastisch leegvreten en een kwalitatief exportproduct leveren. Uiltjes die in tunneltjes in de grond leven……..Het is magnifique. Ik ben van plan nog een paar dagen door te gaan met dieren-kijken maar heb geen geluk met het weer. Het begint te regenen tot de stad met zijn voeten in het water staat en de parken worden voor de rest van de week gesloten.
Verder noordwaards dus, naar Neuquén. Spreek de laatste -u-apart uit, leg de klemtoon op de laatste -é- en de naam zal iets ….wel, minder suggestief klinken ;~)